De Eerste Kamer heeft op 27 maart 2017 het wetsvoorstel aangenomen waarmee de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen wordt beperkt.
Als je nu trouwt en je daarbij niets regelt, trouw je in gemeenschap van goederen. Dat betekent dat alle tegoeden én schulden – ook schulden van voor het huwelijk – in de huwelijksgemeenschap vallen.
Uitgangspunt van de nieuwe wet is dat alleen de verdiensten van echtgenoten tijdens het huwelijk in de beperkte gemeenschap vallen. De bezittingen en de schulden die echtgenoten al voor het sluiten van het huwelijk hadden, vallen niet in de gemeenschap evenmin als goederen tijdens huwelijk verkregen als schenking of uit een nalatenschap.
Voor het ondernemingsvermogen is in het wetsvoorstel een speciale bepaling opgenomen. Als tijdens het huwelijk een onderneming wordt opgericht valt die in de beperkte gemeenschap. Had een echtgenoot al voor het huwelijk een onderneming, dan maakt deze geen deel uit van de gemeenschap van goederen. Wel behoort de winst die tijdens het huwelijk is gemaakt en niet is uitgekeerd tot de gemeenschap. Ditzelfde geldt voor een verlies. Aan de beperkte gemeenschap wordt een vergoeding betaald voor zover dat volgens maatschappelijke opvattingen redelijk is en op dezelfde wijze een verlies ten laste van de gemeenschap gebracht.
Wordt het eenvoudiger door de invoering van de nieuwe wettelijke regeling? Dat is maar zeer de vraag en zal de praktijk moeten leren. Je zult namelijk de verschillende geldstromen – die van de man, de vrouw én de beperkte gemeenschap – goed moeten administreren. Doe je dat niet dan wordt het achteraf een grote puzzel; wie heeft waarin privégelden geïnvesteerd die voor vergoeding in aanmerking komen. En hoe bepaal je wat een ‘redelijke vergoeding’ is die aan de gemeenschap moet worden betaald in het geval er een voorhuwelijkse onderneming is. Het betreft een zogenaamde open norm die in de praktijk ingevuld dient te worden.