Ouderschap
Voor ouders die gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast zijn (dit is het uitgangspunt voor gehuwden), is het sinds 2009 wettelijk verplicht om bij het uit elkaar gaan een ouderschapsplan op te stellen. Dit moet omdat ouders ook na de scheiding gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast blijven en dus afspraken moeten maken over hun samenwerking als ouders. In het ouderschapsplan moet worden vastgelegd hoe de invulling van de zorg voor de kinderen na het uit elkaar gaan eruitziet.
- hoe ouders (belangrijke) beslissingen over de kinderen nemen (invulling ouderlijk gezag);
- waar de kinderen gaan wonen (hoofdverblijfplaats);
- hoe ouders de zorg voor de kinderen verdelen (zorgregeling);
- hoe de kosten van verzorging en opvoeding betaald worden (kinderalimentatie).
Een verzoekschrift tot echtscheiding wordt in principe niet in behandeling genomen wanneer er geen ouderschapsplan met een zorgregeling wordt ingediend. Soms is een van beide ouders niet bereid om over de invulling van het ouderschap te overleggen, bijvoorbeeld door de emoties en spanningen over het einde van de relatie. In dat geval kan aan de rechtbank worden verzocht om een regeling vast te stellen. De rechter probeert tijdens of na de zitting door bemiddeling alsnog overeenstemming over de zorgregeling te bewerkstelligen. Indien nodig laat de rechter zich hierbij adviseren door de Raad voor de Kinderbescherming.
Over de kinderen die tijdens het huwelijk geboren zijn, hebben de ouders samen het ouderlijk gezag. De ouders met gezamenlijk gezag hebben samen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding en over het vermogen van het kind en zij vertegenwoordigen de minderjarige. Een scheiding verandert niets aan het gezamenlijk gezag. U blijft samen voor de kinderen zorgen. Over zaken die de kinderen betreffen, moeten ook ex-partners overleggen en samen beslissingen nemen. Ook ongehuwden of niet-ouders kunnen samen het gezag hebben over een kind.
Gezamenlijk gezag brengt met zich mee dat beide ouders toestemming moeten geven voor belangrijke beslissingen met betrekking tot de kinderen. Het gaat om zaken als schoolkeuze, therapie of verhuizing. In de praktijk doen zich juist op deze punten vaak problemen voor. Met name de wens van een van de ouders om (met de kinderen) te verhuizen – binnen Nederland of naar het buitenland – heeft voor de andere ouder (en voor de kinderen) ingrijpende gevolgen en kan leiden tot inschakeling van de rechter.
Uitgangspunt is dat ieder kind recht heeft op een goed contact met en zorg van beide ouders. Ouders met gezamenlijk gezag zijn verplicht in onderling overleg een zorgregeling af te spreken die past bij hun situatie. Als één ouder gezag heeft, dan moeten zij samen een omgangsregeling maken.
- omgang ernstig nadeel oplevert voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een kind;
- een ouder ongeschikt of niet in staat wordt geacht voor omgang;
- een kind van twaalf jaar of ouder ernstige bezwaren heeft tegen omgang.
In deze gevallen laat de rechter zich voorlichten door de Raad voor de Kinderbescherming. Soms is er haast geboden, bijvoorbeeld wanneer een van de ouders besluit de kinderen bij de ander weg te houden in afwijking van een afgesproken zorgverdeling of een door de rechter vastgestelde zorgregeling. In dergelijke gevallen hoeft niet afgewacht te worden, maar kan een voorlopige voorziening gevraagd worden.
Informatie en consultatie
Een ouder zonder gezag heeft het recht om met het kind om te gaan (‘omgang’) en om op de hoogte te worden gehouden van belangrijke informatie over het kind (‘informatie’). Te denken valt aan informatie over opvoeding, school, medische behandelingen en het vermogen van het minderjarige kind. Bovendien moeten de ex-partners in principe ook in die situatie overleggen over belangrijke beslissingen over het kind (‘consultatie’).
Wanneer een ouder onwillig is om daaraan mee te werken, kan via de rechter een verplichte informatie- en consultatieregeling vastgesteld worden.