Veelgestelde vragen
Algemeen
We zijn ons er van bewust dat een juridisch traject ongewenste kosten met zich brengt en dat het fijn is om van te voren een indicatie te krijgen van het bedrag waar u rekening mee moet houden. Het is echter lastig aan te geven hoeveel uren er in uw specifieke zaak zullen worden besteed. Dit is afhankelijk van de precieze onderwerpen die nog geregeld moeten worden alsook in hoeverre het mogelijk is om in onderling overleg tot een oplossing te komen dan wel dat er een procedure bij de rechtbank moet worden gestart. We kunnen wel een globale indicatie geven.
Gebruikelijk is dat er in het geval van overleg in ieder geval één tot twee besprekingen van anderhalf uur ieder moeten plaatsvinden waarbij met de voorbereiding van de gesprekken en het opstellen van de afspraken ook nog wel zes uur gemoeid zal zijn. Dit is uiteraard een gemiddelde, sommige zaken zijn binnen een uur geregeld, voor andere zijn meer gesprekken en onderhandelingen nodig.
Mocht het tot een procedure komen dan moet u er rekening mee houden dat aan het opstellen van een gemiddeld processtuk à drie tot vier uur besteed wordt. Het voorbereiden van een zitting kort gemiddeld één tot twee uur en het bijwonen van een zitting een uur, te vermeerderen met reistijd.
Daarnaast zal ook de communicatie met u en met de wederpartij en derden aan u tegen ons uurtarief worden doorbelast. We spreken altijd af dat contacten met anderen – indien de situatie dat toestaat – in overleg en dus na afstemming met u plaats zullen vinden.
Voor een gemiddeld mediation traject zullen vier à vijf gesprekken gepland worden, afhankelijk van alle agenda’s zo’n 10 tot 14 dagen uit elkaar. Daarna wordt de zaak naar de rechtbank gestuurd, die over het algemeen binnen een maand schriftelijk uitspraak doet.
Als het niet mogelijk is om in onderling overleg tot afspraken te komen en de zaak in zijn geheel aan de rechter voorgelegd moet worden, hangt de duur van de echtscheidingsprocedure met name af van de werkdruk bij de rechtbank. Helaas is het op dit moment zo dat zaken daar een aantal maanden op de plank liggen voordat er een zitting gepland wordt. Na een zitting is het gebruikelijk dat er binnen een maand uitspraak gedaan wordt.
Alimentatie
Partneralimentatie kan onderling afgesproken worden of worden vastgesteld door de rechter. Volgens de wet kan een echtgenoot aanspraak maken op partneralimentatie als deze echtgenoot na de echtscheiding onvoldoende inkomsten heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien en deze inkomsten in redelijkheid ook niet zelf kan verdienen. De kosten van levensonderhoud worden berekend aan de hand van de levensstandaard die partijen tijdens hun huwelijk gewend waren.
Met behulp van alimentatieberekeningen berekenen wij wat u nodig heeft. Dit gebeurt op basis van het gezinsinkomen tijdens het huwelijk. Vervolgens bespreken we met u, welk inkomen u -na de echtscheiding- zelf kunt verdienen. Als blijkt dat u dan tekort komt, berekenen we of uw ex-partner het tekort aan u kan betalen.
Op 1 januari 2020 is de wet herziening partneralimentatie ingegaan. Kern van de wet is dat de maximale alimentatieduur is teruggebracht van twaalf jaar naar vijf jaar. Als hoofdregel geldt nu een termijn van de helft van de duur van het huwelijk, met een maximum van vijf jaar. Hierop bestaan een aantal uitzonderingen.
Vermogensrechtelijke afwikkeling
Tot 1 januari 2018 was in het Nederlands recht de gemeenschap van goederen het uitgangspunt. Indien u voor 1 januari 2018 bent getrouwd en voor het huwelijk bij de notaris geen huwelijkse voorwaarden heeft gesloten, bent u in gemeenschap van goederen gehuwd. Dit betekent dat de bezittingen en schulden van u beiden, ongeacht op wiens naam deze staan, bij een scheiding 50/50 worden verdeeld. Hieronder vallen ook bezittingen en schulden die voorafgaand aan het huwelijk zijn verworven of tijdens het huwelijk zijn verkregen door erfenis of schenking.
Bij de echtscheiding is het van belang of u in gemeenschap van goederen bent gehuwd of onder huwelijkse voorwaarden, omdat dit bepaalt hoe alles na de scheiding moet worden afgewikkeld.
Als u geen huwelijkse voorwaarden heeft gemaakt en voor 1 januari 2018 bent getrouwd, dan bent u in gemeenschap van goederen getrouwd. In de basis betekent dit, dat alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk zijn.
Bij huwelijkse voorwaarden moeten alles worden afgewikkeld op de wijze zoals in de huwelijkse voorwaarden is bepaald.
Als u getrouwd bent zonder huwelijksvoorwaarden op te laten stellen, dan geldt automatisch de wettelijke gemeenschap van goederen. Alle bestaande en toekomstige bezittingen en schulden zijn van u gezamenlijk samen. Bij scheiding krijgen houdt ieder 50% van alle bezittingen en schulden. Vanaf 1 januari 2018 gelden er nieuwe regels. Dan geldt een beperkte gemeenschap van goederen.
Bent u voor 1 januari 2018 getrouwd? Dan valt eigenlijk alles in de gemeenschap van goederen. Ook voorhuwelijkse opgebouwde schulden, de eigen onderneming en erfenissen en schenkingen, tenzij de erfenissen en schenkingen onder een uitsluitingsclausule zijn gedaan.
Een uitsluitingsclausule is een bepaling in een testament van de erflater, waarmee voorkomen wordt dat de (in gemeenschap van goederen) aangetrouwde kinderen mede van de erflater kunnen erven. Dankzij de uitsluitingsclausule blijft de erfenis voor de zoon of dochter privé en valt deze niet in de huwelijksgemeenschap waarin deze zoon/dochter getrouwd is. Een uitsluitingsclausule kan ook bij een schenking door de schenker worden bepaald.
Als u op of na 1 januari 2018 bent gehuwd en u heeft voor het huwelijk geen huwelijkse voorwaarden gemaakt, dan geldt automatisch een beperkte gemeenschap van goederen. Hierin vallen:
• Bezittingen en schulden die vóór het huwelijk van u en uw partner samen waren.
• Bezittingen en schulden die u en uw partner tijdens het huwelijk krijgen.
• Een onderneming als u deze tijdens het huwelijk start.
Er buiten blijven:
• Bezittingen en schulden die alleen van u waren voor het huwelijk.
• Erfenissen of schenkingen die u voor of tijdens het huwelijk krijgt. De erflater of schenker kan wel in het testament bepalen dat uw partner ook een deel krijgt.
Een eigen onderneming die al bestond voor het huwelijk of geregistreerd partnerschap. De partner die de onderneming drijft, moet wel een vergoeding betalen aan de andere partner.
Als u in gemeenschap van goederen getrouwd bent, heeft u in principe beiden recht op de helft van het vermogen na de scheiding. Het vermogen omvat alles wat u in eigendom heeft, dus ook de schulden. Het gehele vermogen moet bij scheiding 50/50 verdeeld worden. Hoe de verdeling van de goederen precies zal geschieden (wie krijgt wat?) kunnen partijen in principe zelf bepalen. U kunt ‘ruilen’ met bepaalde zaken en deze soms ook tegen elkaar wegstrepen.
Als u beiden de huwelijksvoorwaarden wilt wijzigen dan kan dat bij de notaris. De notaris zal eerst de huidige huwelijksvoorwaarden met u afwikkelen voordat u deze kunt veranderen.
Dit betekent in beginsel dat bij echtscheiding het huwelijk (alsnog) afgewikkeld dient te worden overeenkomstig de huwelijksvoorwaarden. Alleen in heel uitzonderlijke situaties, die bijna nooit voorkomen, wordt de scheiding afgewikkeld alsof u in gemeenschap van goederen was getrouwd. Als u gaat scheiden en met elkaar afspraken wil maken, die u beiden redelijk vindt dan kunt u afwijken van de huwelijksvoorwaarden. Laat u hierbij begeleiden. Afwijken van de huwelijksvoorwaarden kan in sommige gevallen door de belastingdienst worden gezien als een schenking, waarover schenkbelasting betaald moeten worden. Wij kunnen u adviseren over de mogelijkheden.
Pensioen
In de wet (Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding) is geregeld dat echtgenoten over en weer aanspraak hebben op de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Het is niet van belang of u in gemeenschap van goederen bent gehuwd of onder huwelijksvoorwaarden. Het recht op uitkering ontstaat zodra het ouderdomspensioen tot uitkering komt. De Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding geldt niet voor samenlevers.
In huwelijksvoorwaarden of bij echtscheiding, kan in onderling overleg afgeweken worden van de wettelijke hoofdregel dat het ouderdomspensioen bij helfte gedeeld moet worden.
Naast het ouderdomspensioen kan een partner nabestaandenpensioen hebben opgebouwd. Dat pensioen is op risicobasis of op kapitaalbasis opgebouwd.
Als het nabestaandenpensioen in de periode voor de echtscheiding op kapitaalbasis is opgebouwd, houdt de ex-partner aanspraak op dat nabestaandenpensioen in het geval de pensioenopbouwende ex-partner komt te overlijden. Als het nabestaandenpensioen op risicobasis is, ontvangt de ex-partner geen bijzonder partnerpensioenuitkering bij overlijden.
Na een echtscheiding spreekt men van “bijzonder partnerpensioen”, omdat in dat geval niet meer sprake is van een ‘partner’.
Bij conversie wordt het recht op een gedeelte van het ouderdomspensioen van de ander omgezet in een eigen ouderdomspensioen. Door de omzetting ontstaat er een eigen aanspraak op pensioen dat niet afhankelijk is van het leven en de pensioendatum van de ander. Conversie behoort alleen tot de mogelijkheden als de (ex-)echtgenoten dat in overleg afspreken en de pensioenuitvoerders ermee instemmen.
Als u samen afspreekt dat het pensioen wordt verevend volgens de wet, regelen wij na de echtscheiding dat de pensioenfondsen hierover worden geïnformeerd. U ontvangt dan als uw ex-partner pensioengerechtigd is, rechtstreeks betaling van het pensioenfonds.
Kinderen
Co-ouderschap is niet in de wet geregeld. Het uitgangspunt bij co-ouderschap is dat de kinderen ongeveer evenveel tijd bij beide ouders verblijven. De dagelijkse zorg voor de kinderen wordt verdeeld tussen de twee ex-partners. Uit onderzoek is gebleken dat in minder dan 5% van de gevallen er na een echtscheiding sprake is van co-ouderschap.
Bij birdnesting blijven de kinderen in het ouderlijk huis wonen. De ouders wonen hier om de beurt. Beide ouders hebben naast de ouderlijke woning nog een ander woonadres, waarin ze wonen als ze niet voor de kinderen zorgen.
Het ouderschapsplan is een overeenkomst waarin ouders die gaan scheiden afspraken vastleggen over hun minderjarige kinderen. Het doel van het ouderschapsplan is dat ouders in een vroeg stadium nadenken over de consequenties van de scheiding voor hun kinderen. Een ouderschapsplan is verplicht bij echtscheiding, bij het einde van een geregistreerd partnerschap en voor samenlevers met minderjarige kinderen.
1. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
2. de wijze waarop u elkaar informeert over belangrijke zaken van de kinderen;
3. de verdeling van de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen; en
4. de wijze waarop u de kinderen op een bij hun leeftijd passende wijze hebt betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan.
Het is een misverstand dat kinderen vanaf 12 jaar zelf mogen beslissen bij welke ouder ze na de (echt)scheiding gaan wonen. Een kind kan pas zelfstandig kiezen als het 18 jaar is geworden. Wel wordt een kind van 12 jaar of ouder door de rechtbank uitgenodigd om zijn/haar mening kenbaar te maken. Bij alimentatiezaken is dit vanaf 16 jaar. De rechtbank neemt de wens van het kind mee bij haar beslissing, maar het belang van het kind staat voorop. De wens van het kind is dus niet doorslaggevend.
Nee je kind hoeft niet naar de rechtbank! De rechtbank nodigt kinderen van 8 tot 18 jaar per brief uit voor een kindgesprek op de rechtbank. Het gesprek wordt ook wel een kindverhoor genoemd. Het kind is niet verplicht te verschijnen en kan de rechtbank dan laten weten dat hij/zij niet wil komen.
Als het kind wel naar de rechtbank wil, is het belangrijk dat het kind weet dat zijn/haar mening niet doorslaggevend is. De ouders zijn niet bij het gesprek aanwezig. Het gesprek duurt ca. 10 minuten en tijdens het gesprek draagt de rechter geen toga. De rechter en het kind praten meestal met elkaar in een apart overlegkamertje en dus niet in een zittingszaal.
Bij een mediation worden de kinderen in de gelegenheid gesteld met instemming van hun ouders om met de mediator te praten. De mediator luistert als onafhankelijke derde naar het kind. Er is tijdens het gesprek tijd en aandacht voor het kind. Welke vragen leven er, wat is de behoefte van het kind, wat zijn haar/zijn wensen en zorgen, heeft het kind tips voor de ouders.
Kinderen kunnen bij een scheiding te maken krijgen met een “loyaliteitsconflict”. Als kinderen het gevoel hebben dat ze tussen hun ouders moeten kiezen of een voorkeur voor een van de ouders moeten uitspreken, dan ontstaat er een innerlijk conflict bij het kind. Als het namelijk voor de ene ouder kiest, betekent dat voor het kind automatisch dat het de andere ouder afwijst. Een kind kan dan het (schuld)gevoel krijgen deze ouder in de steek te laten. Dit maakt het kind angstig en/of verdrietig.
U kunt voorkomen dat uw kind schade oploopt van de (echt)scheiding door uw kind te vertellen en te laten voelen dat het van beide ouders mag houden en het bij beide ouders leuk mag hebben. Ook is het belangrijk een keuze niet bij uw kind te leggen. Het beste is als de ouders samen afspraken maken, die zij vervolgens met de kinderen bespreken. Er zijn veel goede boeken verkrijgbaar over ouderschap na scheiding.
In het paraplugesprek vertellen ouders hun kinderen dat zij gaan scheiden, maar samen ouders blijven. Ook wordt besproken dat ze willen dat de kinderen goed contact met beide ouders zullen houden. De kinderen moeten de kans krijgen vragen te stellen. Het is daarom belangrijk dat u het gesprek samen voorbereidt en met elkaar afstemt wat er wel en niet besproken wordt.
Het paraplugesprek is voor kinderen van groot belang. Het kan onzekerheid en onduidelijkheid wegnemen.
Ouders zijn wettelijk verplicht om te voorzien in de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Ook nadat kinderen 18 jaar oud zijn geworden, zijn ouders verplicht om bij te dragen in hun kosten van studie en levensonderhoud. Vanaf dat moment krijgt het kind jegens zijn ouder(s) een eigen recht op uitbetaling van de alimentatie.
Die verplichting om bij te dragen in de studiekosten is er, los van de vraag of een kind zelf geld kan verdienen door te werken. Een kind dat zelf geld kan verdienen door te werken, maar er voor kiest om een studie te volgen, dient daartoe financieel in staat te worden gesteld door zijn ouders. Uiteraard op voorwaarde dat de ouders daartoe ook financieel in staat zijn. Deze verplichting tot het betalen van een studiebijdrage bestaat voor kinderen van 18 tot 21 jaar oud.
Dit verandert wanneer een kind 21 jaar oud wordt. Vanaf dat moment kan een kind op grond van de wet tegenover zijn ouders alleen nog aanspraak maken op een bijdrage in het geval hij “behoeftig” is, met andere woorden wanneer hij niet in staat is om zelf geld te verdienen.
Het enkele feit dat een kind nadat hij/zij 21 jaar oud is geworden studeert, maakt het kind niet behoeftig. Ouders zijn nadat kinderen 21 jaar oud zijn geworden dus niet langer verplicht om hen financieel in staat te stellen om te studeren.
Het is mogelijk dat ouders zich contractueel hebben verplicht om, ook nadat hun kind 21 jaar oud is geworden, nog bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie. Een voorbeeld hiervan is een afspraak die ouders hebben gemaakt in een echtscheidingsconvenant.